Wanneer twee programma's met elkaar willen praten via het netwerk, kan het ene programma een TCP-verbinding (een "socket") met het andere openen. Het eerste programma moet het IP-adres van de tweede computer weten en de poort waarop het programma luistert.
Op Linux, wanneer twee programma's op dezelfde computer met elkaar willen praten, kunnen ze nog steeds een TCP-verbinding openen. Maar ze kunnen ook een verbinding openen via een "socket-bestand". Linux maakt de socketbestand-API vrij gelijkaardig aan de TCP-API, dus het is niet erg om een programma te updaten dat al via het netwerk via TCP communiceert om ook communicatie via socketbestanden te ondersteunen. Socketbestanden zijn sneller dan TCP, maar werken alleen als beide programma's op dezelfde computer staan.