Zowel op Windows- als POSIX-systemen bieden named-pipes een manier voor communicatie tussen processen tussen processen die op dezelfde machine worden uitgevoerd. Wat named pipes je geven, is een manier om je gegevens te verzenden zonder de prestatievermindering van het betrekken van de netwerkstack.
Net zoals je een server hebt die naar een IP-adres/poort luistert voor inkomende verzoeken, kan een server ook een named pipe opzetten die naar verzoeken kan luisteren. In beide gevallen moet het clientproces (of de DB-toegangsbibliotheek) het specifieke adres (of de pijpnaam) weten om het verzoek te verzenden. Vaak bestaat er een veelgebruikte standaardstandaard (net als poort 80 voor HTTP, gebruikt SQL-server poort 1433 in TCP/IP; \\.\pipe\sql\query voor een named pipe).
Door extra named pipes in te stellen, kun je meerdere DB-servers laten draaien, elk met zijn eigen verzoeklisteners.
Het voordeel van named pipes is dat het meestal veel sneller is en netwerkstackbronnen vrijmaakt.
--BTW, in de Windows-wereld kun je ook named pipes hebben naar machines op afstand -- maar in dat geval wordt de named pipe over TCP/IP getransporteerd, dus je verliest prestatie. Gebruik benoemde leidingen voor lokale machinecommunicatie.