In SQL Server is de T-SQL SIGN()
functie retourneert het teken van een getal. Met andere woorden, het geeft aan of de waarde een positief getal, een negatief getal of nul is.
U geeft het nummer op als argument bij het aanroepen van de functie.
De functie retourneert het volgende resultaat, afhankelijk van of het argument positief, negatief of nul is.
- 1 als het getal positief is
- -1 als het getal negatief is
- 0 als het getal nul is
Syntaxis
De syntaxis gaat als volgt:
SIGN ( numeric_expression )
Waar numeric_expression is een uitdrukking van de exacte numerieke of geschatte numerieke gegevenstypecategorie, behalve de bit gegevenstype.
Voorbeeld 1 – Basisgebruik
Hier is een demonstratie van het doorgeven van een positieve waarde aan deze functie.
SELECT SIGN(5) Result;
Resultaat:
+----------+ | Result | |----------| | 1 | +----------+
Voorbeeld 2 – Alle tekens
Hier is een voorbeeld met drie verschillende waarden — een negatieve waarde, een positieve waarde en nul.
SELECT SIGN(-5) Negative, SIGN(0) Zero, SIGN(5) Positive;
Resultaat:
+------------+--------+------------+ | Negative | Zero | Positive | |------------+--------+------------| | -1 | 0 | 1 | +------------+--------+------------+
Voorbeeld 3 – Uitdrukkingen
U kunt ook dergelijke uitdrukkingen gebruiken.
SELECT SIGN(50 - 60) Result;
Resultaat:
+----------+ | Result | |----------| | -1 | +----------+
Voorbeeld 4 – NULL-waarden
Het doorgeven van een NULL-waarde resulteert in NULL
wordt geretourneerd.
SELECT SIGN(NULL) Result;
Resultaat:
+----------+ | Result | |----------| | NULL | +----------+